Het kerkhof is gewoon in gebruik het is dus geen historie.
Van kerkhoven is bekend dat ze kunnen aanzetten tot contemplatie en sereniteit. Met knipogen en lachsalvo’s associëren we ze doorgaans niet – en ook niet met een bonte kleurenpracht.
Over de illustere houtsnijwerker Stan Ioan Patras (1908-1977), de meester van het bont gekleurde Cimitir Vesel, het Vrolijke Kerkhof van het dorpje Sapanta, in het uiterste noorden van Roemenië vlak bij de Oekraïense grens, wordt wel beweerd dat hij een navolger is van een archaïsche traditie waarin de dood een bron is van vreugde. De dode is verlost van aardse beproevingen en treurigheden. Het kan niet anders of er staan hem nu aangename zaken te wachten. Of het ook waar is?
Toen een internationaal team van etnologen de houtsnijwerker lang geleden vroeg naar zijn inspiratiebronnen en motieven, fronste hij de wenkbrauwen. Bij Patras, in 1908 geboren in een familie van houtsnijwerkers in een regio vol houtsnijwerkers, Maramures, leek het allemaal van nature te komen. Hij koppelde vakmanschap uit Maramures aan een stevige humor, eerlijkheid en, vooral, een vermogen de dingen niet mooier te maken dan ze zijn. Als je de houtsnijwerkers van Maramures vergelijkt met Nederlandse schilders uit de Gouden Eeuw, dan is Stan Ioan Patras de Jan Steen.
Het begon in 1935, toen de jonge Patras aan een opdracht voor een graf een geheel eigen invulling gaf, namelijk door het kruis te verven in dat typische open blauw dat beroemd zou worden als ‘Sapanta-blauw’. In de jaren erna begon hij met versjes en het uitbeitelen van de overledenen in een voor hen karakteristieke pose. Het opvallende was: dat waren niet altijd vleiende poses.
Sapanta is niet zo groot en Patras kende er nagenoeg iedereen die het aardse bestaan verruilde voor het hiernamaals. Hij was meestal op de hoogte van wat verse doden tijdens hun leven hadden uitgespookt, en had hier en daar ook tekortkomingen gesignaleerd.
Veel huwelijken in het dorpje waren geen toonbeeld van monogaam geluk. Sommige inwoners waren buitengewoon gierig. En wat in Sapanta veel voorkwam: een fors drankgebruik. Aldus kon het gebeuren dat Patras veel dorpsgenoten vereeuwigde achter een vol glas in het café. In de versjes wordt regelmatig gerept over een voorliefde voor tuica de pruna, pruimenjenever, en de nonchalance en het gebrek aan discipline die deze drank vaak bewerkstelligt.
Persoonlijke afrekeningen zijn de graven echter nooit. Deze vakman hield wel van zijn mensen. Met zijn naïeve snijwerk en beperkte vocabulaire weet hij altijd te ontroeren. Na verloop van tijd was er in Sapanta geen inwoner die niet in een Patras-graf wilde, ook al bracht dat risico’s met zich mee. Enkele honderden vervaardigde de meester er.
In 1977 overleed hij, op 69 jaar. Het gastenboek van het Vrolijke Kerkhof was inmiddels door even zo vele nationaliteiten getekend. Zijn leerlingen Toader Turda en Vasile Stan, en later Dumitru Pop gaven hem een graf in stijl en zetten zijn gebeitel voort.
Heel bijzonder!
BeantwoordenVerwijderen